Bart Wouters
  • John Franklin Koenig
John Franklin Koenig "Waiting for OTA 1, 1961" oli on canvas 80x90cm.


John-Franklin Koenig was an international artist, better known in Europe and Japan than in his native country. Born in Seattle in 1924, he grew up in the Wallingford neighborhood and became interested in art at a young age — particularly the Asian art he found at the Seattle Art Museum. Koenig was drafted into the army in 1943 and fought in Europe until the end of the war. Waiting to return to the U.S., he took a course at the university for American soldiers in Biarritz and fell in love with France and French. Returning to the U.S. after the war, Koenig enrolled at the UW where he studied French and French literature. He studied design and art during that period as well, and discovered the Seattle art scene of Toby, Graves, and Anderson. On finishing his degree in 1948, John moved to Paris, where he would live for the following 30 years. (From 1980 on he spent part of each year in Seattle in his Captial Hill home — a former Hare Krishna temple.) In Paris, he began working on collages and later paintings, inspired by European artists and also by Oriental works he saw on nearly a dozen trips to Japan. Along with Jean-Marc Arnaud, he opened the Galerie Arnaud in the Saint-Germain-des-Prés area of Paris. In 1986, John Koenig received the Gold Medal of the City of Paris and was later made a Commander of the French Order of Arts and Letters. In 1989, the Paris Arts Center held a retrospective of his work. His paintings and collages have been shown in nearly 150 solo exhibitions around the world and are part of collections in a number of international museums: e.g., the Musè d’Art Moderne de la Ville de Paris and the Musè National d’Art Modern (Paris); the National Museum of Modern Art and the Museum of Western Art (Tokyo); the Musè des Beaux-Arts and Musè d’Art Contemporain (Montreal); the Musè de L’état (Luxembourg); and the Seattle Art Museum.

Request for more information
See more items of this dealer
Print
Bart Wouters
Address:
Bredabaan 157-159 ,
2930 Brasschaat
Region: Antwerpen
Country: Belgium
Tel.: +32 (0)474 45 15 67
E-mail: info@bartwouters.be
Website: www.bartwouters.be
.

.

Eugeen Van Mieghem

Eugeen Van Mieghem "In Café Hulstkamp" ca.1911 sanguine 14x21cm.

Eugeen Van Mieghem (1875-1930) is vooral gekend als de kunstenaar van het leven aan de Antwerpse dokken. Buildragers, zakkenmaaksters, schippers, matrozen, tooghangers, emigranten en zwervers waren de figuren die hem steeds weer zijn blijven inspireren. Ondanks zijn eerder bescheiden afkomst – zijn vader was caféhouder aan de Antwerpse haven – voelt de jonge Van Mieghem zich aangetrokken door de wereld van het artistieke. Het parcours dat hij volgt zal noodgedwongen afwijken van de academische normen en de smaak van de gevestigde galerijen. Sinds 1892 volgt hij de teken- en schilderlessen aan de Antwerpse academie, maar na een conflict met een tekenleraar wordt hij er in 1896 weggestuurd. Hij werkt enige tijd als scheepsbevrachter, maar ondertussen blijft hij wel schetsen, tekenen en schilderen. Als geen ander weet hij het harde leven aan de haven in rake lijnen vast te leggen. Op artistiek vlak raakt hij vooral onder de indruk van het getormenteerde werk van Edvard Munch, dat hij in 1897 in Brussel leert kennen. Vanaf 1901 zal Van Mieghem meer en meer met zijn werk naar buiten komen. Samen met enkele vrienden richt hij de kunstenaarsgroep Eenigen op (1901-1903), hij exposeert bij De Scalden en wordt ook opgepikt door de Brusselse groep van La Libre Esthètique (1901). Hij frequenteert het milieu van de artistieke, literaire en politieke bohème dat mekaar vindt in de kringen van De Kapel in Antwerpen. De ideeën en idealen van het anarchisme zijn de sociaal voelende Van Mieghem niet vreemd. Commercieel gezien slaat het werk van Van Mieghem evenwel niet aan. De grote musea en galerijen houden hun deuren gesloten. Ook op persoonlijk vlak zit het Van Mieghem niet mee. Terneergeslagen door het overlijden van zijn jonge vrouw Augustine Pautre (1905) zal hij gedurende verschillende jaren niet meer exposeren. In 1912 krijgt hij zijn eerste individuele tentoonstelling in het Antwerpse Koninklijke Kunstverbond. Daarop volgt ook de internationale belangstelling met tentoonstellingen in Keulen en Den Haag, waar hij geëxposeerd wordt samen met Ensor, Claus, Smits, Meunier, etc. Critici vergelijken zijn werk met dat van Steinlen, Jean-Louis Forain of Käthe Kollwitz. De ellende en ontreddering van de Eerste Wereldoorlog laten ook Van Mieghem niet onberoerd: zoals hij het altijd al gedaan heeft legt hij de vluchtelingenstroom en de bezetting van de stad op papier of doek vast. Dit oorlogswerk bezorgt hem enig succes in de naoorlogse jaren. In 1920 wordt Van Mieghem benoemd tot tekenleraar aan de Antwerpse Academie. Hij neemt de draad van de tentoonstellingen weer op, maar zijn artistieke carrière is van korte duur. Vanaf 1927 laat zijn gezondheid het afweten en in maart 1930 sterft hij op 54-jarige leeftijd.

Eugeen Van Mieghem

Eugeen Van Mieghem "Man met krant 1907" zwart en bruin krijt 21x13cm.

Eugeen Van Mieghem (1875-1930) is vooral gekend als de kunstenaar van het leven aan de Antwerpse dokken. Buildragers, zakkenmaaksters, schippers, matrozen, tooghangers, emigranten en zwervers waren de figuren die hem steeds weer zijn blijven inspireren. Ondanks zijn eerder bescheiden afkomst – zijn vader was caféhouder aan de Antwerpse haven – voelt de jonge Van Mieghem zich aangetrokken door de wereld van het artistieke. Het parcours dat hij volgt zal noodgedwongen afwijken van de academische normen en de smaak van de gevestigde galerijen. Sinds 1892 volgt hij de teken- en schilderlessen aan de Antwerpse academie, maar na een conflict met een tekenleraar wordt hij er in 1896 weggestuurd. Hij werkt enige tijd als scheepsbevrachter, maar ondertussen blijft hij wel schetsen, tekenen en schilderen. Als geen ander weet hij het harde leven aan de haven in rake lijnen vast te leggen. Op artistiek vlak raakt hij vooral onder de indruk van het getormenteerde werk van Edvard Munch, dat hij in 1897 in Brussel leert kennen. Vanaf 1901 zal Van Mieghem meer en meer met zijn werk naar buiten komen. Samen met enkele vrienden richt hij de kunstenaarsgroep Eenigen op (1901-1903), hij exposeert bij De Scalden en wordt ook opgepikt door de Brusselse groep van La Libre Esthètique (1901). Hij frequenteert het milieu van de artistieke, literaire en politieke bohème dat mekaar vindt in de kringen van De Kapel in Antwerpen. De ideeën en idealen van het anarchisme zijn de sociaal voelende Van Mieghem niet vreemd. Commercieel gezien slaat het werk van Van Mieghem evenwel niet aan. De grote musea en galerijen houden hun deuren gesloten. Ook op persoonlijk vlak zit het Van Mieghem niet mee. Terneergeslagen door het overlijden van zijn jonge vrouw Augustine Pautre (1905) zal hij gedurende verschillende jaren niet meer exposeren. In 1912 krijgt hij zijn eerste individuele tentoonstelling in het Antwerpse Koninklijke Kunstverbond. Daarop volgt ook de internationale belangstelling met tentoonstellingen in Keulen en Den Haag, waar hij geëxposeerd wordt samen met Ensor, Claus, Smits, Meunier, etc. Critici vergelijken zijn werk met dat van Steinlen, Jean-Louis Forain of Käthe Kollwitz. De ellende en ontreddering van de Eerste Wereldoorlog laten ook Van Mieghem niet onberoerd: zoals hij het altijd al gedaan heeft legt hij de vluchtelingenstroom en de bezetting van de stad op papier of doek vast. Dit oorlogswerk bezorgt hem enig succes in de naoorlogse jaren. In 1920 wordt Van Mieghem benoemd tot tekenleraar aan de Antwerpse Academie. Hij neemt de draad van de tentoonstellingen weer op, maar zijn artistieke carrière is van korte duur. Vanaf 1927 laat zijn gezondheid het afweten en in maart 1930 sterft hij op 54-jarige leeftijd.

Eugeen Van Mieghem

Eugeen Van Mieghem "Stilleven 1927" olieverf 23x31cm.

Eugeen Van Mieghem (1875-1930) is vooral gekend als de kunstenaar van het leven aan de Antwerpse dokken. Buildragers, zakkenmaaksters, schippers, matrozen, tooghangers, emigranten en zwervers waren de figuren die hem steeds weer zijn blijven inspireren. Ondanks zijn eerder bescheiden afkomst – zijn vader was caféhouder aan de Antwerpse haven – voelt de jonge Van Mieghem zich aangetrokken door de wereld van het artistieke. Het parcours dat hij volgt zal noodgedwongen afwijken van de academische normen en de smaak van de gevestigde galerijen. Sinds 1892 volgt hij de teken- en schilderlessen aan de Antwerpse academie, maar na een conflict met een tekenleraar wordt hij er in 1896 weggestuurd. Hij werkt enige tijd als scheepsbevrachter, maar ondertussen blijft hij wel schetsen, tekenen en schilderen. Als geen ander weet hij het harde leven aan de haven in rake lijnen vast te leggen. Op artistiek vlak raakt hij vooral onder de indruk van het getormenteerde werk van Edvard Munch, dat hij in 1897 in Brussel leert kennen. Vanaf 1901 zal Van Mieghem meer en meer met zijn werk naar buiten komen. Samen met enkele vrienden richt hij de kunstenaarsgroep Eenigen op (1901-1903), hij exposeert bij De Scalden en wordt ook opgepikt door de Brusselse groep van La Libre Esthètique (1901). Hij frequenteert het milieu van de artistieke, literaire en politieke bohème dat mekaar vindt in de kringen van De Kapel in Antwerpen. De ideeën en idealen van het anarchisme zijn de sociaal voelende Van Mieghem niet vreemd. Commercieel gezien slaat het werk van Van Mieghem evenwel niet aan. De grote musea en galerijen houden hun deuren gesloten. Ook op persoonlijk vlak zit het Van Mieghem niet mee. Terneergeslagen door het overlijden van zijn jonge vrouw Augustine Pautre (1905) zal hij gedurende verschillende jaren niet meer exposeren. In 1912 krijgt hij zijn eerste individuele tentoonstelling in het Antwerpse Koninklijke Kunstverbond. Daarop volgt ook de internationale belangstelling met tentoonstellingen in Keulen en Den Haag, waar hij geëxposeerd wordt samen met Ensor, Claus, Smits, Meunier, etc. Critici vergelijken zijn werk met dat van Steinlen, Jean-Louis Forain of Käthe Kollwitz. De ellende en ontreddering van de Eerste Wereldoorlog laten ook Van Mieghem niet onberoerd: zoals hij het altijd al gedaan heeft legt hij de vluchtelingenstroom en de bezetting van de stad op papier of doek vast. Dit oorlogswerk bezorgt hem enig succes in de naoorlogse jaren. In 1920 wordt Van Mieghem benoemd tot tekenleraar aan de Antwerpse Academie. Hij neemt de draad van de tentoonstellingen weer op, maar zijn artistieke carrière is van korte duur. Vanaf 1927 laat zijn gezondheid het afweten en in maart 1930 sterft hij op 54-jarige leeftijd.

Prince Paolo Petrovich Troubetzkoy

Prince Paolo Petrovich Troubetzkoy "Prince Galitzine 1911" brons 59cm. Valsuani

Paolo Troubetzkoy werd in 1866 geboren in Intra aan het Lago Maggiore. Hij was de tweede zoon van de Russische prins Pietro en de Amerikaanse zangeres Ada Winans. Het jaar daarop verhuisde zijn familie naar een nabijgelegen villa in Ghiffa, waar regelmatig vooraanstaande gasten verbleven, zoals de schilders Cremona en Ranzoni, de beeldhouwer Grandi, de muzikanten Catalani en Junck, en de dichter en componist Arrigo Boito. Paolo's eerste kunstwerken waren in feite geïnspireerd door het impressionisme van de Lombardische Scapigliata-schilderschool van Ranzoni en Cremona.
In 1884 verhuisde hij naar Milaan voor zijn leertijd – eerst bij Donato Barcaglia, daarna bij Ernesto Bazzaro – maar die duurde slechts enkele maanden, omdat hij liever naar het leven leerde dan systematisch te werk te gaan.

Zijn eerste tentoonstelling was in 1886 in Brera met het beeld " Een paard".  In dezelfde periode begon hij portretten in te sturen naar de tentoonstellingen.
Begin jaren 1890 nam hij deel aan vele grote wedstrijden voor nationale monumenten – waaronder Garibaldi, Fanti, Dante en Amedeo IV van Savoye – die in verschillende Italiaanse steden werden opgericht. Enkele van zijn werken werden aangekocht door de Galleria Nazionale d'Arte Moderna in Rome en het Golden Gate Museum in San Francisco.

Russische periode

In december 1898 verhuisde Troubetzkoj van Milaan naar Rusland, waar hij een cursus beeldhouwen gaf aan de Moskouse Academie voor Schone Kunsten. Hij nodigde zijn leerlingen uit om naar het leven te studeren in plaats van de Ouden te kopiëren. Vervolgens bezocht hij regelmatig de Associazione per le “esposizioni ambulanti”, de Russische progressieve schildersvereniging die de principes van het realisme in de kunst bevestigde en openstond voor de invloed van het Franse impressionisme. Hij exposeerde in Stockholm, waar hij Elin Sundström, zijn toekomstige vrouw, ontmoette.
In 1899 ontmoette hij Lev Tolstoj in Jasnaja Poljana en maakte twee bustes van hem, een portret te paard, een olieverfschilderij en vele schetsen. Hij raakte onder de indruk van het humanitaire en vegetarisme van de Russische schrijver en besloot te stoppen met het eten van dierlijke producten. In de tussentijd maakte hij talloze portretten van Russische politici en aristocraten, waaronder prins Lev Galitzin, prinses Gagarina en de grootvorsten van Vladimirovitsj.
In 1901 won hij een wedstrijd om een ​​monument voor tsaar Alexander III voor Sint-Petersburg te maken, een werk dat in 1909 na veel controverse en aanpassingen werd onthuld.
In de tussentijd begon hij regelmatig te exposeren op de belangrijkste Italiaanse tentoonstellingen (Venetië, Milaan, Rome, Florence) en in Parijs.

Zijn Parijse en Amerikaanse periode

In 1905, in de nasleep van de Russisch-Japanse oorlog en de eerste revolutionaire uitbarstingen, verliet Troubetzkoy Rusland om eerst zijn toevlucht te zoeken in Finland, vervolgens in Milaan en uiteindelijk in Parijs, waar hij werd uitgenodigd een monument voor Tolstoj te maken. Het jaar daarop werd hij lid van de "Société Nouvelle des Peintres et Sculpteurs", onder voorzitterschap van Auguste Rodin, en schilderde hij vele vooraanstaande figuren in de Franse hoofdstad. In 1908 voltooide hij in Sargents atelier in Londen zijn eerste buste van George Bernard Shaw.
Vanaf 1911 werd het werk van Paolo Troubetzkoy tentoongesteld in enkele solotentoonstellingen in verschillende Amerikaanse steden, waaronder Buffalo, Chicago, St. Louis en Boston. In 1914 ging hij naar New York voor een nieuwe tentoonstelling en besloot hij niet naar Europa terug te keren vanwege de Eerste Wereldoorlog. In 1919 won hij een wedstrijd om een ​​monument voor generaal Harrison Gray Otis in Los Angeles te bouwen, dat het jaar daarop werd onthuld.
In zijn grote studio in Hollywood ontmoette en beeldhouwde hij veel filmacteurs, zoals Mary Pickford en Douglas Fairbanks senior. Hij wisselde portretten af ​​met vegetarische onderwerpen of Amerikaanse folklore, zoals cowboys, rodeo en indianen.

Laatste periode

In 1921 keerde Paolo Troubetzkoy terug naar Parijs, waar hij een villa met atelier huurde in de wijk Neuilly-sur-Seine, terwijl hij in de zomer verbleef in Ca' Bianca in Suna aan het Lago Maggiore.
In 1923 gaf de stad Pallanza hem opdracht tot een monument voor de gevallenen. In 1934 reisde hij naar Egypte om te exposeren in Alexandrië en Caïro.
Hij bleef tot op hoge leeftijd werken, ondanks een ernstige vorm van bloedarmoede die hem in 1938 fataal werd. Desondanks gaf hij zijn vegetarische principes nooit op.

Paolo Troubetzkoy werd door hedendaagse critici vaak omschreven als een impressionistische beeldhouwer : hij brak de vormen in zijn werk af om effecten te bereiken die vergelijkbaar waren met die van de Scapigliati-schilders op doek, namelijk een verwevenheid tussen het onderwerp en de atmosfeer eromheen. In Rusland was zijn werk krachtiger en realistischer, terwijl hij in Parijs, onder invloed van de estheten, dichter bij de verfijnde en elegante portretten van Boldini en Sargent kwam.

Eugeen Van Mieghem

Eugeen Van Mieghem "Grootmoeder met kleine Eugeen 1903" kleurkrijt 14x11cm.

Eugeen Van Mieghem (1875-1930) is vooral gekend als de kunstenaar van het leven aan de Antwerpse dokken. Buildragers, zakkenmaaksters, schippers, matrozen, tooghangers, emigranten en zwervers waren de figuren die hem steeds weer zijn blijven inspireren. Ondanks zijn eerder bescheiden afkomst – zijn vader was caféhouder aan de Antwerpse haven – voelt de jonge Van Mieghem zich aangetrokken door de wereld van het artistieke. Het parcours dat hij volgt zal noodgedwongen afwijken van de academische normen en de smaak van de gevestigde galerijen. Sinds 1892 volgt hij de teken- en schilderlessen aan de Antwerpse academie, maar na een conflict met een tekenleraar wordt hij er in 1896 weggestuurd. Hij werkt enige tijd als scheepsbevrachter, maar ondertussen blijft hij wel schetsen, tekenen en schilderen. Als geen ander weet hij het harde leven aan de haven in rake lijnen vast te leggen. Op artistiek vlak raakt hij vooral onder de indruk van het getormenteerde werk van Edvard Munch, dat hij in 1897 in Brussel leert kennen. Vanaf 1901 zal Van Mieghem meer en meer met zijn werk naar buiten komen. Samen met enkele vrienden richt hij de kunstenaarsgroep Eenigen op (1901-1903), hij exposeert bij De Scalden en wordt ook opgepikt door de Brusselse groep van La Libre Esthètique (1901). Hij frequenteert het milieu van de artistieke, literaire en politieke bohème dat mekaar vindt in de kringen van De Kapel in Antwerpen. De ideeën en idealen van het anarchisme zijn de sociaal voelende Van Mieghem niet vreemd. Commercieel gezien slaat het werk van Van Mieghem evenwel niet aan. De grote musea en galerijen houden hun deuren gesloten. Ook op persoonlijk vlak zit het Van Mieghem niet mee. Terneergeslagen door het overlijden van zijn jonge vrouw Augustine Pautre (1905) zal hij gedurende verschillende jaren niet meer exposeren. In 1912 krijgt hij zijn eerste individuele tentoonstelling in het Antwerpse Koninklijke Kunstverbond. Daarop volgt ook de internationale belangstelling met tentoonstellingen in Keulen en Den Haag, waar hij geëxposeerd wordt samen met Ensor, Claus, Smits, Meunier, etc. Critici vergelijken zijn werk met dat van Steinlen, Jean-Louis Forain of Käthe Kollwitz. De ellende en ontreddering van de Eerste Wereldoorlog laten ook Van Mieghem niet onberoerd: zoals hij het altijd al gedaan heeft legt hij de vluchtelingenstroom en de bezetting van de stad op papier of doek vast. Dit oorlogswerk bezorgt hem enig succes in de naoorlogse jaren. In 1920 wordt Van Mieghem benoemd tot tekenleraar aan de Antwerpse Academie. Hij neemt de draad van de tentoonstellingen weer op, maar zijn artistieke carrière is van korte duur. Vanaf 1927 laat zijn gezondheid het afweten en in maart 1930 sterft hij op 54-jarige leeftijd.

Eugeen Van Mieghem

Eugeen Van Mieghem "Moeder en kind" olieverf en kleurkrijt 20x18cm.

Eugeen Van Mieghem (1875-1930) is vooral gekend als de kunstenaar van het leven aan de Antwerpse dokken. Buildragers, zakkenmaaksters, schippers, matrozen, tooghangers, emigranten en zwervers waren de figuren die hem steeds weer zijn blijven inspireren. Ondanks zijn eerder bescheiden afkomst – zijn vader was caféhouder aan de Antwerpse haven – voelt de jonge Van Mieghem zich aangetrokken door de wereld van het artistieke. Het parcours dat hij volgt zal noodgedwongen afwijken van de academische normen en de smaak van de gevestigde galerijen. Sinds 1892 volgt hij de teken- en schilderlessen aan de Antwerpse academie, maar na een conflict met een tekenleraar wordt hij er in 1896 weggestuurd. Hij werkt enige tijd als scheepsbevrachter, maar ondertussen blijft hij wel schetsen, tekenen en schilderen. Als geen ander weet hij het harde leven aan de haven in rake lijnen vast te leggen. Op artistiek vlak raakt hij vooral onder de indruk van het getormenteerde werk van Edvard Munch, dat hij in 1897 in Brussel leert kennen. Vanaf 1901 zal Van Mieghem meer en meer met zijn werk naar buiten komen. Samen met enkele vrienden richt hij de kunstenaarsgroep Eenigen op (1901-1903), hij exposeert bij De Scalden en wordt ook opgepikt door de Brusselse groep van La Libre Esthètique (1901). Hij frequenteert het milieu van de artistieke, literaire en politieke bohème dat mekaar vindt in de kringen van De Kapel in Antwerpen. De ideeën en idealen van het anarchisme zijn de sociaal voelende Van Mieghem niet vreemd. Commercieel gezien slaat het werk van Van Mieghem evenwel niet aan. De grote musea en galerijen houden hun deuren gesloten. Ook op persoonlijk vlak zit het Van Mieghem niet mee. Terneergeslagen door het overlijden van zijn jonge vrouw Augustine Pautre (1905) zal hij gedurende verschillende jaren niet meer exposeren. In 1912 krijgt hij zijn eerste individuele tentoonstelling in het Antwerpse Koninklijke Kunstverbond. Daarop volgt ook de internationale belangstelling met tentoonstellingen in Keulen en Den Haag, waar hij geëxposeerd wordt samen met Ensor, Claus, Smits, Meunier, etc. Critici vergelijken zijn werk met dat van Steinlen, Jean-Louis Forain of Käthe Kollwitz. De ellende en ontreddering van de Eerste Wereldoorlog laten ook Van Mieghem niet onberoerd: zoals hij het altijd al gedaan heeft legt hij de vluchtelingenstroom en de bezetting van de stad op papier of doek vast. Dit oorlogswerk bezorgt hem enig succes in de naoorlogse jaren. In 1920 wordt Van Mieghem benoemd tot tekenleraar aan de Antwerpse Academie. Hij neemt de draad van de tentoonstellingen weer op, maar zijn artistieke carrière is van korte duur. Vanaf 1927 laat zijn gezondheid het afweten en in maart 1930 sterft hij op 54-jarige leeftijd.